Interview met FGGA-voorzitter François Fernandez-Corrales: “Geen tweede Hendrik Bogaert”

<i>François Fernandez-Corrales</i>
François Fernandez-Corrales

 INTERVIEW  (27/05/14) - François Fernandez-Corrales is aan zijn tweede termijn als voorzitter van de groep FGGA van het VSOA bezig. Hij werd in 2006 voorzitter en kon in 2012 zijn mandaat dat tot in 2018 loopt, verlengen. Hij vormde de groep om tot een moderne syndicale organisatie. In zijn tweede termijn legt hij vooral de klemtoon op de samenhang van zijn team aan de Boudewijnlaan in Brussel.

Een goede dienstverlening, een transparante werking en het aantrekken van jonge leden zijn één van zijn speerpunten.

François (54) begon zijn carrière bij Michelin, maar ging nadien bij de “RTT” en Justitie, meer bepaald bij het Belgisch Staatsblad, aan de slag. Hij was er eerst verantwoordelijk voor de abonnementen, later werd hij er hoofd van de commerciële dienst. In 1999 werd hij nationaal secretaris van VSOA “Groep 2”, nu VSOA-FGGA. Zijn sterkte? François blijft als voorzitter actief op het terrein. “Een voorzitter mag de voeling met zijn mensen niet verliezen door de hele dag aan zijn bureau te zitten.”

De uitdagingen van de ambtenaren zijn in de toekomst niet min. De zesde staatshervorming moet uitgevoerd worden. Daarbij zullen heel wat federale ambtenaren straks een regionaal petje opzetten.

Maar het allerbelangrijkste is wel dat in de nieuwe regeringen er degelijke ministers voor het openbaar ambt komen. François zegt het onverbloemd: “We willen geen tweede Hendrik Bogaert” ! Een gesprek.

U zei in een vorige publicatie van Argument: “Het syndicalisme is een priesterambt geworden.” Wat bedoelde u daar eigenlijk mee?
François: “Oh, als syndicalist moet je over een soort van heilig vuur beschikken om je met volle overtuiging in de syndicale strijd te gooien. Je moet VSOA “leven, denken en handelen”.  Je moet er voor gaan om de verwachtingen in te lossen en je leden een goede dienstverlening te bieden. Een goede syndicalist gaat er elke dag voor.”

Tijdens de voorbije algemene vergadering van uw groep, FGGA, legde u opvallend de klemtoon op goede communicatie van de groep. Hoe pakt u dit concreet aan?
François: “In een syndicale organisatie is transparantie heel belangrijk. Boodschappen moeten op het juiste moment aan de juiste personen worden doorgegeven. Iedereen moet mee zijn. Dit kan door een goede communicatie. Niet te veel, maar ook niet te weinig. Genoeg om de band tussen de leden en de organisatie optimaal te houden. Communicatie is de essentiële pijler van goede syndicale actie.”

Welke middelen gebruikt u daar voor?
François: “We hebben een nieuwe website, met thematische dossiers en brochures. En er is natuurlijk ons ledenblad Argument. Verder verspreiden we nieuwsbrieven en gebruiken we uiteraard ook, indien nodig, de nieuwe sociale media, zoals Facebook. Ik zou toch dit willen zeggen: we kunnen veel e-mails naar elkaar sturen, maar de beste communicatie verloopt volgens mij nog altijd tussen vier ogen, tussen personen. We zijn tenslotte toch allemaal mensen. Een stevige maatschappelijke link, en zeker in een syndicale organisatie, bouw je niet alleen op elektronische communicatie. Je moet ook met elkaar praten.”

Het aantal medewerkers in uw groep is ook gegroeid. Er is dus meer werk?
François: “Er is meer werk, ja, maar ook de uitvoering van de zesde staatshervorming verhoogt de workload. In de Gemeenschappen gaan we zelfs naar een verdubbeling van medewerkers. Er komen immers veel bevoegdheden van het federale naar het regionale niveau. De kwantiteit van het aantal regionale dossiers zal verhogen. Maar de geleverde kwaliteit zal moeten gegarandeerd blijven.”

U benadrukt ook de verjonging van uw groep?
François: “Wie niet tijdig aan verjonging denkt, heeft geen toekomstvisie.  Het aantrekken van nieuwe en jonge mensen is op dit ogenblik een algemeen probleem van de syndicale actie van vandaag. De gemiddelde leeftijd schommelt bij ons rond de 45 jaar. Jongeren zien minder het nut in van een vakbond. Maar dat is geen reden om hen toch op de voordelen van lidmaatschap te wijzen.”

Het VSOA bestaat uit verschillende groepen. U pleit heel uitgesproken voor meer onderlinge samenwerking?
François: “Ik ben een grote voorstander van samenwerking tussen de verschillende VSOA-groepen. ‘Samen-sterker’, zou ik zeggen. We kunnen competenties uitwisselen, ervaringen delen, bepaalde overlappende syndicale items gezamenlijk aanpakken. Ik heb een goede ervaring in het Comité-B. Aanvankelijk waren we de enige vertegenwoordigers van het VSOA, hoewel het ook over financiën, justitie, defensie, en in mindere mate politie, gaat. Begin 2006 vroeg ik hun medewerking. En dat is gelukt.”

Ik verwacht van de nieuwe minister voor het Openbaar Ambt dat hij opnieuw rust brengt onder de ambtenaren

Is dat een boodschap voor alle VSOA-groepen?
François: “Ja. En ik merk dat de voorzitters ook meer en meer willen samenwerken en elkaar advies vragen.”

De vakbonden zijn nog unitair georganiseerd. Hoe gaat dit evolueren in het licht van de staatshervorming en meer autonomie voor de gemeenschappen?
François: “Het VSOA moet unitair blijven, maar het is belangrijk dat de gemeenschappen samenwerken. Op Vlaams niveau zijn de onderhandelingen over de nieuwe loopbaan bezig. We kunnen daar bijvoorbeeld uit leren voor de Franse Gemeenschap. Taal is voor mij geen grens, maar een bindmiddel. Onze diversiteit in het VSOA is onze rijkdom.”

En precies daar denkt een bepaalde partij in Vlaanderen anders over. Hoe bekijkt u die evolutie?
François: “Wat mij bijzonder verontrust is dat de solidariteit tussen mensen op de helling komt te staan. Een maatschappij zonder solidariteit is geen maatschappij meer. Het is het begin van “la pensée unique”, het eenheidsdenken. Wie het sociale weefsel aantast, begeeft zich op een gevaarlijke weg. Je ondermijnt daarmee zelfs het wezen van onze democratie.”

VSOA en ACLVB, hoe ziet u die verhouding?
François: “Voor mij is dat heel duidelijk: het VSOA is de publieke poot van het ACLVB. We moeten samenwerken omdat we dezelfde opvatting delen over hoe men de rechten van de arbeiders, bedienden en ambtenaren moet verdedigen. Ik zeg niet dat we moeten fusioneren, maar er moet een goede samenwerking zijn.”

U hebt het al een paar keer over de zesde staatshervorming gehad. Wat zijn de gevolgen voor de ambtenaren en voor uw syndicale werking?
François: “Er wordt onderhandeld over de overheveling van de ambtenaren van het federale naar het regionale niveau. Het gaat dan over de FOD tewerkstelling, de Justitiehuizen, en over enkele parastatalen, zoals de RVA. De verschuiving van bevoegdheden en ambtenaren betekent voor de werking van onze vakbond wellicht ook een herbekijken van onze werkmethodes, met bijvoorbeeld meer klemtoon op de regionale werking. We krijgen meer regionale dan federale ambtenaren. Misschien moet er meer gedecentraliseerd worden, in de regio’s, en minder in Brussel gebeuren. Zonder dat de dienstverlening hierdoor zou verminderen. Ik zou zeggen, door de hervorming zal de dienstverlening moeten verbeteren. Waarom heb je anders een hervorming doorgevoerd? Vervolgens moeten we zien dat de rechten van de ambtenaren die verplaatst worden, onaangetast blijven. Het VSOA speelt hierbij een cruciale ondersteunende rol op het gebied van de informatieverstrekking. De eerste overdrachten van bevoegdheden zullen vanaf 1 juli van dit jaar gebeuren. Voor andere instellingen kan het tot in 2018 duren alvorens de overdracht rond is. “

Heeft de staatshervorming sociale gevolgen?
François: “Wel zeker, een ambtenaar die van het federale naar het regionale niveau gaat, zal volgens ons het beste statuut moeten kunnen behouden. Als dit voor hem het federale statuut is, dan behoudt hij dat. Kan hij zich in het regionale statuut verbeteren, dan krijgt hij een regionaal statuut. Maar in België is het nooit simpel en spijtig genoeg zullen sommige getransfereerde personeelsleden huidige voordelen verliezen. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat er soms zal moeten ingeleverd worden. Alles zal afhangen  van de inhoud van de voorgestelde carrière. Er zullen alleszins geen ontslagen zijn.”

U had de voorbije regeerperiode één vijand: Hendrik Bogaert, de staatssecretaris voor Openbaar Ambt. Hij moet voor u niet meer in een regering terugkomen?
François: “Correct. En wel omdat hij heel weinig respect had voor de ambtenaar. Nog minder voor de vakbonden. Hij zag de dingen nogal zwart-wit. Onderhandelen stond niet in zijn woordenboek. Dat vraagt natuurlijk om moeilijkheden. Hij is tegen het Belgische sociale overlegmodel. Bovendien ging hij erg populistisch tewerk, op de rug van de ambtenaren. De man lanceerde allerlei ideetjes in de pers die bij de ambtenarij tot veel ongenoegen hebben geleid. Ik verwacht van de nieuwe minister voor het Openbaar Ambt dat hij opnieuw rust brengt onder de ambtenaren. En hij moet er zijn “voor” de ambtenaren, niet “tegen”. Hij moet beseffen dat als we de beste ambtenarij van de wereld willen, er ook genoeg middelen moeten voorzien worden. En hij moet de loopbaan opnieuw bekijken. Dit is op dit ogenblik een tijdbom in de overheidsdiensten. Maar daar had meneer Bogaert nooit interesse voor.”

Wat zit er fout aan de loopbaan?
François: “We willen zeer duidelijk opnieuw onderhandelingen, want de situatie in onleefbaar geworden. Het resultaat is dat wij een uitdovende loopbaan hebben. In 2017 zal dit moeten geregeld zijn, zo niet gaan we naar grote problemen. Op het niveau van het Comité A bereikten wij nog geen intersectorieel akkoord. En dit bewijst dat het kabinet van Bogaert zich helemaal niet in het openbaar ambt interesseerde.”

Interview: Bert CORNELIS

Onze website maakt gebruik van cookies. Dit helpt ons om je een betere gebruikerservaring te bieden en laat ons ook toe onze website te optimaliseren.  Door verder te surfen, stem je in met het gebruik hiervan.

Meer infoSluiten